Ank Mooren

theater

‘Poeha in het Paddelpark’

Geschreven voor jeugdtheater Archimedes

‘Kustlijn’

Geschreven voor theaterwandeltraject van BOXtheater

‘De zee van binnen’

Geschreven voor Theatergroep Bezik

‘Thuis’

Geschreven voor Kasteel Heeswijk

‘Balkonscènes’

Geschreven voor theaterproject Nog één keer Ter Weer

‘Poeha in het Paddelpark’

Gegevens

Geschreven: voor jeugdtheater Archimedes
Opgevoerd: door Archimedes
In: juni 2005 op het Eén Anderfestival en in ’t Spectrum in Schijndel
Regie: Jeanine Lomans

In het kort

Mevrouw de Cack vindt het Paddelpark in het bos waar de dieren wonen een enige plek om haar villaatje te bouwen. Wanneer de dieren dat horen beleggen ze een vergadering op de open plek. Niet alle dieren durven of willen komen, de anderen bedenken een actie met spinnenwebben en eikels gooien. Daar schrikt mevrouw van maar ze krijgen haar er niet mee weg en ze zet haar Bob de bouwers aan het werk. En dan duikt er ook nog een vreemde vogel op in het park die voorstelt om Voodoo te gebruiken. Maar mevrouw de Cack laat zich niet zomaar verjagen ook al heeft ze nog steeds geen vergunning om in het Paddelpark te bouwen. Dus bedenken de dieren een groot actieplan en maken ze een strijdlied. Uiteindelijk doet elk dier mee. Samen lukt het om mevrouw de Cack zo bang te maken dat ze vlucht. Alleen door samen te werken lukt het om het park te beschermen.

Fragment

Scène 1
(Het Paddelpark. Het is ochtend. Aanzwellende vogelgeluiden. Zachte muziek klinkt. Ergens klinkt nog het oehoe van een uil. Langzaam komt de zon op. De dieren worden een voor een wakker. Eend zit Hagedis achterna en gooit met eikels, Eekhoorn kijkt verstoord op. Suikerspin rekt zich uit, Mevrouw Konijn maakt toilet en Spin gaat vast eten. Eend schikt zijn verenkleed, Poes komt aanlopen en likt haar vacht. Mevrouw Konijn maakt vast haar nest schoon en verzorgt haar kindjes. Het geheel maakt een idyllische indruk. Muziek fade out.)

(Hagedis en Suikerspin rennen snel voorbij Eend en Eekhoorn. Hagedis en Suikerspin af.)

EEND: Waar gaan die twee zo snel naar toe?

EEKHOORN: O, die twee meisjes halen mensjes.

EEND: Waarvoor?

EEKHOORN: Voor mevrouw Konijn. Heb je het niet gehoord?

EEND: Wat?

EEKHOORN: Mevrouw Konijn heeft kleintjes gekregen.

EEND: Hoeveel dit keer?

EEKHOORN: Wel tien!

EEND: Zo. En waar zijn die mensjes voor?

EEKHOORN: Voor op de beschuit natuurlijk!

EEND: O, je bedoelt MUISJES. (Lacht eendelach)

EEKHOORN: Nee, MENSJES. Mevrouw konijn vindt het zo onaardig tegenover de muizenfamilie om beschuit met muisjes te eten. Ik ga er zo meteen op kraambezoek.

EEND: Dan ga ik met je mee! Ik ben er helemaal klaar voor!

EEKHOORN: Heb je al een gift voor haar?

EEND: Een watte?

EEKHOORN: Je bedoelt ‘wat zegt u’. Affreus dat taalgebruik van jou. Een geschenk, en presentje, een cadeautje voor de kraamvrouw.

EEND: O, ik neem wel wat kroos mee.

Flyer Poeha in het Paddelpark
‘Kustlijn’

Gegevens

Geschreven: voor theaterwandeltraject van BOXtheater
Opgevoerd: door BOXtheater
In: september 2005 op de Dommel in Boxtel
Regie: Jeanine Lomans

In het kort

Een man in een boot verstelt zijn zeil. Hij drijft boven zijn geboorteplek. De grote overstroming heeft alles overspoeld. Verbitterd hunkert hij naar de verdronken wereld van zijn jeugd.
Kustlijn is een stuk over een plek in je hoofd versus een plek op aarde waar je je thuis voelt. Mensen voelen zich ontheemd door veranderingen en kunnen daar niet mee omgaan. Verlangens en beperkingen houden hen in een zelfgekozen keurslijf.

Fragment

Scène 1
(De accordeonist speelt vrolijke zeemansliederen totdat alle toeschouwers een plaats gevonden hebben. Dan gaat hij over op melancholieke muziek. De man zit in een houten, verveloos bootje, dat midden op het water ligt, zijn zeil te verstellen. De accordeonist speelt een tijd door. Als de man begint te praten houdt de accordeonist op en loopt weg)

MAN: Op deze plek ben ik geboren. Dat zou je niet zeggen hè? Het is ook al lang geleden. Ik heb het opgevraagd bij waterschap de Dommel. Ze weten het niet precies zeggen ze, ze moeten het nog een keer na meten.
Maar ik weet het wel.
Veldweg nummer 12.
Hier is de plek.
Ongeveer.
Hier voel ik de warmte nog, voel ik me lekker. Ik weet ook wel dat dat in mijn hoofd zit. Dat weet ik ook wel. Want zelfs het Waterschap weet het niet precies en kan het fout hebben. Of ik. Maar toch… Dit is mijn plek.

(We horen een plons. De man kijkt op en gaat dan weer verder met verstellen)

MAN: Mis je iemand of iets sterker als er water tussen zit?
Mijn dochter is naar Nieuw Zeeland verhuisd.
Ze is zo ver weg en toch bereikbaarder dan mijn eigen geboortegrond die hier 10 meter onder mij ligt.

(Hij gaat verder en stopt weer met verstellen)

MAN: Rivieren stromen altijd naar zee.
Van het zoete naar het zoute water.
Verder trekken.
Vermenging.
Opgaan.
Je mee laten voeren. Neerleggen bij de feiten.
De weg gaan die voor jou gebaand is. Verkopen. Gedienstig zijn.
Ik kan het niet. Ik wil het niet.

Flyer Kustlijn

Recensie

‘De zee van binnen’

Gegevens

Geschreven: voor Theatergroep Bezik (bewerking van de Spaanse film Mar adentro)
Opgevoerd: door Bezik
In: januari 2007 in de Verkade Fabriek in ’s-Hertogenbosch
Regie: Leo van de Wouw

In het kort

De zee van binnen’ is het verhaal van de Spaanse matroos Ramón Sampedro. Door een ongeval in zijn jonge jaren,- tijdens een partijtje zwemmen met vrienden, dook hij in zee en brak zijn nek -, heeft hij een hoge dwarslaesie opgelopen. Sinds die noodlottige dag, 26 jaar geleden, is hij volstrekt machteloos en afhankelijk van anderen. Zo wil hij absoluut niet verder leven. Dat is het besluit dat langzaam in zijn hoofd heeft postgevat. Vanaf zijn bed in zijn ouderlijk huis, ergens op het Spaanse platteland, probeert hij zijn dood te organiseren.

Brengt zijn doodswens niet alleen verdeeldheid in zijn familie, in het katholieke Spanje van de jaren negentig van de vorige eeuw is het ook aanleiding voor publiek debat en kerkelijke verontwaardiging. Dwars tegen het verzet en het onbegrip van familieleden en omstanders in, probeert Ramón zijn wil door te zetten. Daarbij onder andere geholpen door een bevriende advocate die zich vanwege haar eigen gezondheidsklachten steeds beter kan verplaatsen in Ramons doodsverlangen. Of toch niet?

Fragment

(José loopt de deur uit. Joaquin blijft zitten. Het blijft even stil)

JOAQUIN: Weet je nog dat ik je leerde zwemmen? In de zee. En dat jij water in je mond kreeg.

RAMÓN: Ik weet het nog.

JOAQUIN: En weet je ook nog wat je toen zei?

RAMÓN: Nee.

JOAQUIN: Je zei dat de zee smaakte als de tortilla’s van oma maar dan zouter.

(Ramón lacht)

JOAQUIN: Het was leuk om jou dingen te leren, je leerde snel.

(Het is weer even stil)

Jongen, ben ik een goede vader voor je geweest?

RAMÓN: Ja vader.

JOAQUIN: Maar waarom wil je dan…

RAMÓN: Dat heeft niets met u te maken. Het is niet tegen u of wie dan ook maar vóór mezelf. Ik moet mijn leven leiden.
U heeft het goed gedaan. Echt waar.

JOAQUIN: Ik probeer het te begrijpen jongen maar ik kan het niet.

RAMÓN: Dat hoeft ook niet vader. Maar probeer mijn beslissing te respecteren.

JOAQUIN: Als jouw tijd gekomen is ga je vanzelf.

RAMÓN: Maar wie weet hoe lang dat nog duurt. En het enige dat ik kan doen is wachten, wachten.

JOAQUIN: Geduld is…

RAMÓN: (Valt hem in de reden) Geen spreuken vader.
Nu niet.

JOAQUIN: (Zucht) Goed zoon.
Ik ga.

RAMÓN: Tot morgen vader.

‘Thuis’

Gegevens

Geschreven: voor Kasteel Heeswijk
Opgevoerd: door Maurice van Pinxteren
In: december 2007 en januari 2008 in Kasteel Heeswijk
Regie: Jeanine Lomans

In het kort

Thuis is een eenakter waarin een soldaat naast een deur staat te wachten. Hij is zojuist teruggekeerd op het Kasteel uit de oorlog en is vuil en gewond. Hij verlangt naar zijn huis, naar zijn zoon en vrouw maar moet eerst een belangrijk document overhandigen. Tijdens het wachten vertelt hij over de verschrikkelijke dingen die hij meegemaakt heeft, over z’n oma, een hondje en over bloedworst.

Fragment

Ik ben erbij geweest. De laatste slag hier bij Middelrode. Het was afschuwelijk.
Oorlog is afschuwelijk.
Die geur.
Die vergeet je nooit meer.
Het is een geur die je niet elke dag ruikt. De geur van vers bloed.
Ik heb het vaak geroken als ons oma bloedworst maakte.
In één keer TJAK het mes langs de keel, een vlijmscherp mes. En dan moest ik de emmer vasthouden om het bloed in op te vangen.
Dat moest vers zijn, dan is de worst het lekkerste.
Ons oma nam de emmer mee en ging ermee aan de slag.
Ik bleef dan nog even staan en keek naar dat varken dat nog nadrupte.
Tong uit z’n bek.
Die ogen.
En de poten! Die schokten nog na. Dat vond ik zo eng. Onze kleine Pieter kwam een keer per ongeluk binnen terwijl ons oma net het mes langs de keel gehaald had en het bloed eruit gutste.
Hij schreeuwde en lustte daarna geen bloedworst meer.
Ik wel.
Maar leuk was het niet, die emmer vasthouden. Het bloed spatte op mijn armen en die geur!
Nou daar doet het slagveld me dus aan denken. Aan de bloedworst van ons oma en hoe ze dat maakte.

Maar mijn broer Pieter en ik hebben ook veel gelachen op de boerderij met zo’n varken.
Tenminste als ie nog niet zo groot was, ruim voor de slacht.
Pieter stapelde houtblokken op in de wei en dan lieten we zo’n varken daarover springen. Soms bonden we een touw om z’n nek en gingen we ermee wandelen.
O, en die keer toen ons moeder kersen had. Dat was geweldig.
Ons moeder had dus kersen, dat waren kersen die ze van ons oma gekregen had. Maar de kersen die gegist waren die moest ons Pieter naar de mesthoop brengen. Onderweg proefde hij ervan en hij vond ze zo lekker! Hij kwam langs het kot waar ons speelvarken stond en gaf dat varken er ook een paar. Nou dat varken begon een beetje raar te doen en onze Pieter eigenlijk ook.
Wat bleek nou? Ze waren hartstikke zat! Van die kersen. Van die gegiste kersen! Wat hebben we gelachen toen dat varken heen en weer liep in dat kot en omviel. En onze Pieter erbovenop!
Wat hebben we toen gelachen.

Onze Pieter is er niet meer.

Oorlog is afschuwelijk.
Het is heftig, dat weet je. maar hoe heftig?
Oorlog is net zoiets als kinderen krijgen. Voor je ze hebt, heb je geen flauw idee hoe het voelt, dat weet je en voel je pas als je het zelf meemaakt.
Ik heb zelf ook een zoon, onze Peer, hij is nu… (hij denkt even na) tien jaar. Heb ik een jaar niet gezien.
De hoge heren hebben ook zonen.
Maar niet voor het slagveld.
Niet om bloedworst te maken. Nee, zij bedenken wanneer wij moeten gaan vechten.
Zij ETEN de bloedworst.
Maar vragen ze zich ooit wel eens af hoe die gemaakt wordt?

Flyer Thuis

‘Balkonscènes’

Gegevens

Geschreven: voor Theaterproject ‘Nog één keer Ter Weer’
Opgevoerd: door spelers van De Kersouwe
In: december 2008 in Huis Ter Weer in Heeswijk Dinther
Regie: Harold Schraven

(Met dank aan Mathieu Bosch, Andrew Lloyd Webber en William Shakespeare)

In het kort

In vijf balkonscènes zien we achtereenvolgens voorbijkomen: een wethouder met zijn medewerker, de wethouder houdt een bevlogen speech over Ter Weer maar als hij denkt dat de microfoon uitstaat klinkt hij heel anders… Daarna verschijnen Willem-Alexander en Maxima op een ander balkon; Willem Alexander spreekt over de watersector en Maxima over de identiteit van de Heeswijker en Dinthenaar. In de derde balkonscène verschijnt Maxima weer, ditmaal als Evita Perón en zingt ‘Don’t cry for me Argentina’. Op een vierde balkon verschijnen Romeo en Julia die elkaar de liefde verklaren en als laatste licht een vijfde balkon op waar een oude vrouw verschijnt die afscheid moet nemen van haar woonplek omdat ze de allerlaatste bewoner is van Ter Weer.

Fragment

Vijfde balkonscène

(Een ander balkon licht op. We zien Julia weer terug maar vele jaren ouder. Aan het balkon hangt een vogelkooi met een kanariepietje)

OUDE VROUW: Alleen wij twee zijn nog over Pietje. Iedereen is weg.
Ze gaan het slopen. En weet je waar ik dan naar toe moet?
Naar een nieuw appartement.
Nou mooi niet. Mij niet gezien.
Ik heb geen zin om nog te verkassen want ‘een oude boom moet je niet meer verplanten’.
Ik ben al zo vaak in m’n leven verhuisd.
De eerste keer was net na de oorlog.
Met mijn Ron.
Die zagen ze bij ons thuis niet zitten.
En weet je waarom? Nee, dat weet jij niet. Toen was jij er nog helemaal niet.
Omdat ie uit Heeswijk kwam. En ik uit Dinther.
O, hij kon zo mooi praten. Over de maneschijn op mijn haar en dat ik net een bloem was. Hij noemde mij z’n engel.
Maar mijn ouders die zagen ‘m niet zitten.
En hij gaf daar niks om en wou persé met mij trouwen.
En dat hebben we gedaan.
In 1946. Vijfentwintig was ik toen.

En nou is ie al tien jaar dood.
Ik wil ook niet meer.
Hier heb ik toch niks.
Alles is op of dood of weg.
Waarom mag ik niet gaan.
Ik wil zo graag gaan Pietje.
Zo leven zie ik niet meer zitten. Mijn thuis van de laatste jaren wordt afgebroken.
Ik wil niet meer Pietje.
Maar ik moet wel want ik ben nog niet slecht genoeg. Dat zei hij.
Ik denk wel eens; zal ik dan van het balkon springen maar ja, dat geeft zo’n rotzooi.
Nou ben ik toch echt de allerlaatste bewoner van Huize Ter Weer. Ja, en jij natuurlijk.
Maar niet lang meer.

Lichter en lichter, wie ben ik?
Kom ik ter weer?
Ga ik weg?
En wat dan?
Wie heeft mijn laatste ademtocht…
Waar gaan de bouwstenen van mijn leven dan heen?
Heeft een laatste gedachte gewicht?
En kan er een ziel huizen in stenen?
Het is te laat.
Geen advies, geen woorden, geen aanraking kan mij nog redden.
Het besluit is gevallen.
Het gaat weg.
Ik ga weg.

(De oude vrouw klimt met een been op rand van het balkon. Net op tijd komt de brandweer aanrijden die haar met een hoogwerker van het balkon haalt.
Trieste melancholieke muziek klinkt.
Het laatste balkonlicht dooft)

Recensie