poezië
kinderen
gedichten voor kinderen en het kind in ieder van ons
1. Geraakt
Boomtakken raken elkaar
zonder het te weten.
Zo trof jij
met dat ene woord
bij mij een snaar
die nog lang naklinkt.
Maar jij al bent vergeten.
2. Sneeuw
Flats en rijtjeshuizen
staan als vuile vlekken
in het landschap.
Als scheldwoorden
rijden auto’s en bussen
door de stilte.
Slingerende wegen
zijn vieze vegen
op een schoon blad.
De wereld is een tekening
niet schoon en mooi,
slechts een slordig klad.
3. Ik ben liever dan lelijk
Wie mooi is
mag meer, altijd
en staat steeds vooraan.
Zo gemeen en oneerlijk,
uitzien is niet zelfgemaakt
maar gekregen.
De goden smokkelden
bij het uitdelen,
meenden te weten
wat ze wilden wegen.
Maar ik zit ermee,
voel me teveel
en zou mezelf
weg willen poetsen,
uit willen vegen.
4. Hartje van klei
Met mijn handen
maak ik een hartje van klei.
Maar je ziet het helemaal niet,
kletst maar door met je vriendinnen.
En als ik het je toeschiet
valt het in stukken uit elkaar,
kan ik weer opnieuw beginnen.
5. Kijken
In dromen
met mijn ogen dicht
zie ik jouw mooie lach
op de binnenkant
van mijn ogen.
En als het licht
’s morgens vroeg
de dag weer opent,
jouw gezicht.
6. Zondagochtend
Vallende voeten
in het rommelige bed.
Graaiende handen
boven en hier en onder en daar.
Ik trek papa aan z’n teen
kietel zijn haar.
Hij pakt mijn been
en trekt me naar het diepe.
Ik worstel en
gooi me op hem.
Hij lacht gemeen,
verovert mijn rug
knijpt mijn zij.
Ik knijp hem
onverwacht terug.
Het is nog vroeg
de zon is net op
maar bij ons
staat het bed
al op z’n kop,
stoeien wij met elkaar.
Zondagochtend is voor ons
onverslaanbaar.
7. God
Voor mij
op de fiets, op de dijk
verlichten opeens
heldere stralen mijn pad.
Verrast kijk ik op.
Door het wolkendek heen
ving ik
een glimp op van god
tenminste,
als je in hem gelooft
anders waren daar gewoon
de wolken kapot.
8. Alle ikken
Als een naald
die in één keer
raak prikken wil
zoek ik naar
het juiste woord.
Alle ikken
schreeuwen hard in mij.
Droge mond smakt,
stilte zoemt.
Lippen laten
geen stom geluid
langs tanden en tong.
Het moment is weg
terwijl jouw naam
zo mooi in mij zong.
9. In de klas
In de zon
achter het glas
smelten mijn gedachten.
Woorden buitelen
tot draaierige kringetjes.
Steeds weer
probeer ik mijn aandacht
te splitsen
in deelsommen
en bomen
die langzaam bewegen.
Een mus pikt in het gras.
Met een snelle blik
kijkt hij mij aan.
Ik wou dat ik hem was.
10. Vlaggen
Op de dag dat ik werd geboren
hing iedereen in Nederland
voor mij de vlag uit.
Ze wapperden, wapperden
en het bezoek at muisjes met beschuit.
Mijn moeder was opgelucht
ze voelde zich weer vrij
zonder die enorme buik
en toch ook weer niet
want ze had mij.
Elk jaar wordt alles
op 5 mei versierd.
Mijn opa zegt: door de oorlog
maar ik weet dat
heel Nederland
mijn verjaardag viert!
11. Gatenpraatjes
Ik praat een beetje schots
ik praat een beetje scheef
niet omdat ik dat wil
maar omdat mijn mond
een beetje achterblijft
bij mijn denken
bij mijn praten.
Daarom heb ik nu
praatjes met gaten.
12. Morgen ben ik weer open
Vandaag ben ik
een huis op slot.
Mijn blik gaat naar binnen,
kijkt of ik daar nog ben.
Mijn oren weigeren alle geluid,
laten geen woorden door.
Even op slot en ontbonden,
alle stekkers eruit.
Waarom zou je altijd
open moeten zijn? vacant moeten zijn?
Soms wil je wat verbouwen
Of moet je dringend schoonmaken.
Dan wil je niemand zien.
Dus neem ik nu pauze
van het leven op deze dag.
En morgen ben ik weer open.
Misschien…
13. Slang
Ik ben niet bang
ben niet bang
niet bang.
Ook al kruipt
een slang door mijn lichaam,
springt kippenvel op mijn huid.
Ik blijf in mijn stoel
mijn moed
bij elkaar rapen
en kijk
de hele film uit.
Maar mag ik vannacht
bij jou slapen?
14. Wie ik ben
Mijn opa’s en oma’s
wonen in mij
ook al zijn ze dood.
Ik praat ook zo raar
en mijn haar
is net zo blond.
Hun stamboom is
wat mij beschermt
en hoe ik groei.
Veel van wat ik ben
is wat ook al
in hun bestond.
15. Vriend
Ik bied je mijn hart aan
niet als een wonder
maar als een schuilplaats.
Waar je kunt wonen
als de wind van woede
bij anderen te hard waait.
Soms kom je op een punt
waar je niet wilt zijn
en al te vaak bent geweest.
Draai je dan om en kom
naar mij want ik heb tijd
om een thuis te zijn.
16. Bloot bloed
Lastig glas
snijdt in mijn vinger,
maakt een plas
op tafel.
Ik schrik
van de kleur,
niet de pijn.
Ik wist niet
dat bloed
zoveel en zo
bloot kon zijn.
17. Drie vazen
Mijn gevoel voor jou stopte ik in vier vazen.
Mijn bang-dat-je-weg-gaat in ondoordringbaar
voorzichtig porseleinen blauw
weggestopt en gevangen, in het nauw.
Ik-verlang-naar-jou in denderend rood,
om gewoon mooi te staan wezen,
vol in de zon, open en bloot.
Mijn ik-vind-je-lief in een vaas van glas
omdat iedereen mag zien
hoe goed ik bij jou pas.
En mijn boos-op-jou in knallend steen en geel
met tentakels strak opgevouwen.
Die heb ik echter niet meer, die is niet meer heel.
18. Grasknieën
Mijn knieën vangen
steeds opnieuw
mijn gewicht,
als er een bal op
mijn goal is gericht.
En ik hem pak
(net op tijd),
als een snelle paling
over nat gras glijd.
Mijn vader zegt;
niet zo slim jongen,
je moet nog langer kiepen
dan alleen vandaag.
Dat gras groeit weer wel
roept hij opgewekt.
Dat is niet zo erg
maar knieën worden
slechts één keer verstrekt.
19. Geen midden
Ze is enkel nog enen en nullen
niet langer één verhaal
verf verdwijnt, zwart en wit
tekenen haar wereld kaal.
Een laatste kans om in te kleuren
wat er nooit was
soms vraagt ze naar de hond
die voor ons nooit bestond.
Haar meten kent
geen midden meer
ze zwiept van boos naar blij
haar komma’s worden punten.
20. Zo zonder mij
Als hout dat door een
zaagmachine gaat,
een binnenband
die eruit floept
als een kevertje
op z’n rug, spartelend
de wind die binnen blijft
vlinder in een glas
dingen zonder dop
boter zonder zout
de helft van wat
er moet zijn
en niet precies past.
Zo voel ik me
als jij zonder mij bent.
21. Mijn maatje
Keer op keer kijk ik
of jij aan mij denkt.
En of je dat gegoten hebt
in een lieve app.
Maar mijn telefoon zwijgt,
blijft in stilstand.
Als ik geen bericht krijg,
is er dan wat aan de hand?
Mijn moeder zegt dat geen,
goed nieuws is maar
dat ben ik niet met haar eens,
geen bericht maakt mijn leven zwaar.
Dan eindelijk een verlossende ping:
een rood hartje met een smiley erbij.
Eindelijk krijg ook ik
een lach op mijn gezicht.
22. Vuurdans
Ik dans
met mijn vinger
door een vlammetje.
Om te voelen
dat ik voel,
maar het vuur bijt
me voor ik terugtrek.
AUW!
Dit is niet wat ik bedoel.
23. Moe
Ik voel de pijlen
in mijn benen
de scheuten
in mijn lijf,
rennen moet ik.
Voelen mijn benen moe
dan voel ik me lekker
slaap ik uit,
gaat verdorie
de wekker.
24. Kussen
Als je vraagt ga je mee,
zeg ik geen nee en geen ja.
Want denken is anders dan doen.
In een appje vroeg je me om
verkering en ik ging akkoord.
Wat er kon gebeuren zou ik wel zien.
Kussen wilde ik best proberen,
ik keek in films heel goed
hoe tongen passen en bewegen.
Met spijt heb ik nu toch afgezegd,
ik ben bang dat jij
het veel beter doet.
25. Bang ei
Ik droom van stevige daden
die uit mijn armen zullen stromen
als ik eenmaal mijn stekker gevonden heb.
Stoere woorden zal ik zeggen
tegen drukdoeners en barbaren,
pesters schop ik in een hoek.
Maar wanneer ik wakker schrik
ben ik meestal een bang ei,
verdampen woorden snel.
Dan smeul ik stilletjes en kort
tot mijn ik stolt als een harnas
en de schaal bijna onbreekbaar wordt.
26. Niet weten
Op de fiets
hou ik je steeds windvrij.
In de pauze
haal ik chocolademelk
tegen de winterkou.
Ik schrijf je naam
(in mijn schrift)
op elke bladzij
maar jij hebt niets in de gaten.
Dan maak ik iets van
woorden op papier
in de hoop dat je zwicht.
Je kijkt ernaar
en vouwt dan,
met één gebaar
het briefje
en je aandacht dicht.
27. Plop
Woorden schieten in mijn hoofd
aan de lopende band voorbij.
Plop… Misschien. Plop…. Fabelachtig.
Plop… Onrustig. Plop… Jij.
Mijn hoofd is een industrieterrein,
mijn hersenpan een fabriek.
Niets is wat het moet zijn.
Alles vormt een letterklont.
Wordt een woordenbrij.
Het zit in de weg.
Ik schrijf het op.
Hè hè. Mijn hoofd is lekker licht.
En ik heb zomaar
een gedicht.
28. Wiebelgedachte
Als een losse tand
blijft in mijn gedachten wiebelen
dat jij opeens zei:
liefde is voor losers.
De combinatie van die twee talen
die niet horen bij elkaar
maar wel passen
maakte het zonneklaar voor mij.
Dromen kan niet zonder steken
rood past niet bij blauw
en ik, ik ben zo’n verliezer
van mijn droom, en van jou.
29. Vissen in het water van de zomer
In de een of andere tijd
ooit, in nadagen
kijken we terug
op de zomer van ons leven
de dagen die voorbij gingen
gevuld met bijna niets
hebben dan de gouden glans
van herinneringen
wij zijn vissen
in het water van de zomer
en zien niet
dat we zwemmen in goud.
30. Buiten zijn
De lucht lijkt licht
te strooien op mijn hoofd,
maakt mijn binnenste open.
Zonnestralen vallen door bladeren
op bloemen, en zacht op de grond,
vlinders waaien over de heg.
Ik buitel in de zon
over de kopjes van het gras
in een volmaakte cirkel
Kastanjes vind ik op de grond
en geluk in de dag.
Zonder zoeken.
Onder illustraties vind je de meeste van deze gedichten nog een keer, dan met de bijbehorende illustraties.
Geraakt *– Kijken* – Morgen ben ik weer open* – zijn verkrijgbaar als ansichtkaart.
Stuur een mailtje met je bestelling via het contactformulier.
volwassenen
1. Alen in de regen
Tijd slibbert weg
als alen in de regen
de manen gaan en
keren niet meer om.
Waarheen zal ik gaan als
het mij jou niet brengt?
Welke was zal ik hangen,
klok van gehuil luiden
als de uren als aren
buigen en wegzakken
onder de mist in september.
Als de verzen die opgedragen
worden in de verkeerde
kersentuin niet opboksen
tegen de wil om
te vergeten, net zo min als
het gevecht tegen
de waardige verslijt.
2. Als een ballon op mijn vingers
Je jaagt mijn bloed rond
als een dynamo
jouw zweet dat plakt
op mijn been
ik ken het zo goed, weet
hoe het voelt, hoe het ruikt
ik weet hoe jij
koffie gebruikt en je pen hanteert,
ik ken je lichaam als mijn adem
en als jij
er bijna bent
dans je als een ballon
op mijn vingers.
3. Als
Als de krijgers van mijn
dromen me tegenpakken
in de wind laten vallen
uit de kou laten regenen
Als ik soep slurp
alsof ik mijn tranen drink
zout, heet en gulzig
verterend stroomt het
Als ik beelden brand
door cellen, door huid,
door bescherming heen
vastgelegd, voorgoed
Als onze kinderen niet
van vlees en bloed kunnen zijn
bewoners van een universum
dat nooit ontstaan is
Als jij willen en kunnen mengt
tot een papperige brei
die alle raderen verstopt
het Zijn tot stilstand brengt
Dan valt alles
kapot op z’n plaats.
4. De rafelige bouwstenen van het bestaan
Ik heb het geluk geproefd
en weer afgestaan
aan de wankele tijd
die zich traag herstelde
ik vond plaatsen
om te schuilen
gaten in de glijdende tijd
lieten mij een hapering
om bij te komen
van mijn eigen moeten
mijn achterliggende reis
valt in brokken uiteen
stapel ik verder
met de rafelige bouwstenen
van mijn bestaan
nog tel ik ze niet en
gooi de ogenblikken van het leven
op een hoop.
5. Dronken sokken
Parkietel me en laat
me van mijn sokken roetsen
neem mijn billijke kant
en laat die kapseizen
tot ik in vol water dronken
word van jouw inbreng.
Laat me nooit
enkel jouw
tegen alleen zijn.
6. Een blanke dag
Ik denk met het raam open
zodat je vlucht aangekondigd is
en woorden komen
waar handen niet zijn.
Het wit fladdert om onze hoofden en
poetst glijbanen over je bril,
in schemer die oplicht rijden wij
naar de beelden, naar Vincent.
Iemand vasthouden
geeft geen houvast,
alles in één dag proppen
gaat niet.
Mijn muze is onvervangbaar en zakt
door alle spasmen van de wil
naar de warmte van mijn gevoerde nest.
Bij elkaar horen is een losse sjaal die past om alle botten.
7. Geen enkele dag
Nu jij in de verste verte bent
is de dag geen dag
als de uren geen gong
hebben gehoord,
jou niet in woord en oor
zorgeloos vinden kunnen
ik sla stil zonder jou
ben dichterbij zonder woorden.
Palm tegen palm was ons gezang
wij samen in drijfwater
deinend in ontstolen tijd.
De geponste levenskracht van
onze gevonden woorden,
is sterker dan een storm op zee,
harder en steiler dan Spitsbergen.
Hoe moet dit eindigen als onze
balsem geen huid heeft?
Ons raam geen ruimte geeft?
Met tranen en een reis?
Er is geen groot dat
niet goed eindigt.
8. Herinnering aan een nacht in de sneeuw
Jij vroeg me naar beelden
ik geef je rillingen en woorden
zoals jij mijn naam fluistert in voorzichtig donker
zoals je vol zijn vangt in letters en glazen
die mij zien, wangen met kuslucht
dorstige huid die gedrenkt wordt
jij die mij inpakt, uitpakt en weer pakt
het donker in je ogen dat licht geeft aan mij
je rug die beschutting zoekt voor zichzelf
jouw naam in de zachte nacht schrijven
met zoekende lippen het licht vinden
en dan torendol bezwijken
tijd nemen is twijfelzones scheppen
ik heb je slechts te leen, zonder rente
jij bent een geringde duif die naar huis moet.
9. Ik ben
Ik ben jouw belijning
op de weg
jouw drempel
in de morgen
jouw adem
die de mijne stremt
jouw kraken
van het bed
jouw ergernis
jouw zorgen
ik zal jouw trap zijn
naar de bovenwereld
jouw jubel
in je keel
de catalogus
van je wensen
jouw alles
en je veel teveel.
10. Nooit gezegd
Voor jou en alleen voor jou
laat ik mijn gedachten paraderen
lingerieachtige kabbelzinnen
dralen en spinnen
om je over de brug te krijgen
geen weg terug
een pratende cadans om
bezig te zijn, het te verhullen
ongezegde woorden trekken onwillig
als kauwgom, losse gedachten uit jouw hoofd
woorden die de uren doden
blikken die haar vasthouden
jouw hoofd kijkt en zwijgt
wij verpakken letters in woorden
en rekken de tijd
11. Woorden in het donker
In het donker van de getekende
woorden wist je me niet te vinden
over het pad, tussen de verf
zoals jij loopt
volgde ik jou en jij mij
en toen je stopte werd het,
langs vluchtende auto’s
fluisterduidelijk
niemand praat in de tijd
zoals jij je tong
langs muren en woorden
laat gaan
je nam mijn hand en kuste de kleur er vanaf
de beroering was begonnen.
12. Zoek me
Zoek me dan, ik wil
gevonden worden. Verstop je
niet in mijn wensen.
Kom tevoorschijn uit je
scharlaken ei.
Hier ben ik voor jou gemaakt.
Als een mal, sluitend om
al je lokkende woorden,
raakt mijn leven los van
zijn hechtplaats. Jouw wereld
is mijn plattegrond. Jouw lijf
de rustplaats die ik vond.
out-of-office
1. Lege plek
De schuilhut van mijn werk
blijft tot (……) even leeg
ik verdwijn naar niet-weten
om te genieten, te leren
om mijzelf te updaten.
(en beloof dat ik daarna terug zal keren.)
(Gedicht Ank Mooren)
2. Opladen
Op dit moment ben ik even niet hier
niet in mijn mail, niet op kantoor.
Ik verbruik tijd om weer op te laden,
voor energie, denkruimte en plezier.
Ga vooral door met je werk,
ik kom terug, uitgerust en fris.
Mocht het wachten te lang duren,
dan kun je mijn collega …. een bericht sturen:
(Gedicht Ank Mooren)
3. Werkveren
Ik laat mijn lasten even liggen
schudt mijn werkveren uit
en mijn sores van mij af.
Na mijn vakantiebrug
kom ik in balans en open
graag op mijn werkplek terug.
(Gedicht Ank Mooren)
4. Wachten
Waarom wachten met genieten?
Pak de tijd, doe er een strik om
en deel ze met een ander.
Daarna is werken weer fijn,
ook om een weekje vrij
betaalbaar te laten zijn.
(Gedicht Ank Mooren)