plukjes
Plukjes zijn korte verwoordingen van toeval, verwondering en zaken die raken.
2020
Ondertiteling in je hoofd
Ik bel met de firma die mijn stofzuiger zal repareren.
‘Ja mevrouw, het zijn de feestdagen geweest, dan kan het wat langer duren.’
‘O. En wanneer kan ik dan een oplossing verwachten?’
‘We gaan er zo mee aan de gang.’
In mijn hoofd hoor ik dan: we zijn het vergeten, snel nog even doen…
Mijn zoon probeer ik te sturen in huishoudelijke taken.
‘Ruim je even de afwasser leeg?’
‘Is goed mam, dat doe ik straks.’
Daar heb ik echt geen zin in. En ook geen tijd voor want ik heb vakantie, hoor ik in mijn hoofd.
‘Waarom kan ik nu niet in die map?’
‘Omdat je eerst verbinding moet maken.’
‘Dat is natuurlijk een domme vraag’ stamel ik.
‘Er bestaan geen domme vragen. Geeft niets.’
In mijn hoofd; natuurlijk is dat wel een domme vraag, sufmuts.
Een collega begroet me: ‘Wat zie jij er mooi uit!’
Valt op zich wel mee, denk ik, maar het is goed als ik wat aan onze relatie doe, de vorige keer was er wat frictie tussen ons.
Er zijn van die dagen dat ik ondertiteling hoor in mijn hoofd. Mensen zeggen het één en ik vul het ander in. Of dat nu waar is of niet, het plopt steeds op in mijn hoofd.
Op sommige dagen.
2019
Water bij de wijn
Het leven heeft mooie zaken in petto die soms heel eenvoudig zijn. Ik hou van een goed glas wijn, en dat mag dan best iets meer kosten als het kwaliteit is. Maar om dan in zo’n mooi glas wijn water te gooien vind ik echt zonde. Ik hou van puur.
Toch is mij dat meermalen geadviseerd: ‘je moet vaker water bij de wijn doen’. En dan niet letterlijk, al is me dat ook wel eens aangeraden op een warme zomerdag, maar mijn mening verdunnen bedoelen ze dan. Ik wil best toegeven wanneer ik denk dat ik fout zit. Maar wanneer ik vind dat het echt zo is, dan is het ook zo voor mij.
Als je iets niet lekker vindt moet je het dan toch doen? In ieder geval uitproberen. Vooruit dan, een flinke scheut water erbij en proeven. Nee, niet zo lekker. Ik mis de volle smaak van dat vocht dat langs je smaakpapillen glijdt en de eerste alcohol die in je hoofd omhoogstijgt. Dus blijf ik het dan zo drinken of ga ik terug naar puur?
In deze beïnvloedbare wereld met al die meningen hoef ik de mijne niet steeds te ventileren maar ik wil ‘m wel vormen. Daar hoef ik geen ruchtbaarheid aan te geven, alleen als een ander mij ernaar vraagt zal ik die geven. Dat is het plan. In werkelijkheid ontsnapt er regelmatig een ongevraagde mening uit mijn mond. Met onverdunde woorden.
Tegen water heb ik trouwens niets, dat drink ik ook graag puur.
Een teken
Soms denk ik dat dat poetsers het expres doen, dingen op de verkeerde plek terugzetten. Zodat je ziet dat ze geweest zijn. Een erkenning van hun aanwezigheid. Zoals sommige mensen hun naam in een parkbankje krassen of hun auto verkeerd om parkeren. Anders verandert er niet veel, dan blijft alles zoals het al was.
Een pootje van mijn toetsenbord is bijvoorbeeld vaak ingeklapt na een poetssessie van mijn kantoor. Zou een teken andersom ook niet een keer mooi zijn?
In een strak patroon leg ik enkele mercichocolaatjes op mijn bureau en verlaat glimlachend mijn kantoor. De volgende dag liggen ze er nog. Natúúrlijk weet de poets niet dat ze voor haar zijn. Deze boodschap was te subtiel. Al hebben ze er in de reclame voor dit chocolaatje nooit moeite mee om te weten dat het voor henzelf bedoeld is.
De volgende dag leg ik er een briefje bij. Voor jou, schrijf ik er in sierlijke letters op. Als ik ‘s morgens mijn kantoor binnenloop zie ik van veraf de bruine staafjes nog op het bureaublad vlak bij mijn toetsenbord liggen, mét ingeklapt pootje. Het briefje ernaast op precies dezelfde plek. Mmm. Toch niet duidelijk genoeg. Als ik in de kantine thee ga halen valt mijn oog op het poetslogboek waar een aantekening in staat bij vandaag; graag bureaus opruimen voordat er gepoetst wordt.
Krijg ik toch een boodschap terug.
Het is opgemerkt.
Haaientanden
Zon schijnt in een blauwe lucht, er waait een licht briesje en vogels kwetteren in bomen.
De natuur doet zo zijn best om mij aan het lachen te krijgen dat dit ook lukt. Ik fiets met een middelhoog tempo en kom langs een weg die mijn fietspad kruist met haaientanden. Drie ervan zijn heel duidelijk, je ziet dat ze pas gewit zijn. De andere vier zijn vaag alsof ze al vaak gewassen zijn. Ik registreer en fiets verder. Dan komen mijn gedachten op gang; zou de verf op geweest zijn? Zou iemand opdracht gekregen hebben om alleen die haaientanden die weggesleten waren te doen? Vanwege bezuinigingen? Of zou iemand geen tijd meer hebben gehad en moest hij naar huis? Maar komt morgen terug om het af te maken. De volgende dag fiets ik dezelfde route om deze theorie te testen. Nog steeds zijn er drie wit en vier vaag. Het laat me niet meer los en in de weken die volgen fiets ik regelmatig langs deze weg maar er verandert niets. Ik bel zelfs met de gemeente. De aardige mevrouw aan de andere kant kan me niet zeggen of er bezuinigingsmaatregelen op dat gebied van kracht zijn.
Soms zijn er geen logische verklaringen, ook al zou je ze zo graag zien.
Plastic
Als MVO-ambassadeur, moeder en als mens wil ik graag duurzaam leven. Plastic wordt bij ons niet gescheiden opgehaald dus dat moet ik wegbrengen. Eerst deed ik dat een tijdje, toen weer niet en nu weer wel. Het is namelijk zo’n gedoe. Eerst een extra plek met zak om het in te verzamelen, dan wegbrengen. Kom je bij die container, past zo’n grote zak er niet in. Met heel veel duwen en prutsen krijg ik uiteindelijk die zak erin. Het lijkt me dus beter om het in kleinere zakken te doen. Maar dat is weer meer plastic… Omdat ik het vaak uitstel om mee te nemen als ik boodschappen ga doen, sta ik uiteindelijk vijf van die zakken door dat te kleine containergat te proppen. Confronterend is het wel, die hoeveelheid plastic. Dat zorgt voor bewustwording. Bij mij althans, mijn zoon maakt zich er minder druk om.
‘Ik doe het wel voor jou en je kinderen hè.’
‘Hoeft niet mam. Echt niet.’
Het beste is om minder plastic in huis toe te laten, dan hoef ik het ook niet terug te brengen naar de supermarkt. Maar op een of andere manier sluipt het gewoon mee in mijn schaduw naar binnen.
Als ik met een verpakte komkommer in mijn hand sta zie ik foto’s van vogels voor me met een opengesneden buik waar een halve kilo plastic uit hun ingewanden is gehaald. Ik leg de komkommer terug, loop verder en dan weer terug. Het assortiment groenten dat mijn zoon eet is niet heel groot.
De confrontatie met die vreselijke beelden is goed. Want wanneer kom je nou echt in beweging om iets te veranderen? Ik haal het plastic van de komkommer af, kijk om me heen en leg het kapotgescheurde plastic terug in de kist op de groenteafdeling. Als ik bij de kassa kom leg ik de komkommer achter een brood op de lopende band. Actievoeren is goed maar ik wil er toch liever niet op aangesproken worden dat ik rommel achterlaat. De kassière kijkt niet op of om van een komkommer zonder plastic en tikt gewoon het bedrag in.
Vriendelijkheid
De zonnepanelenmonteur zou vanmorgen tussen half negen en twaalf uur komen. Het is nu kwart voor twaalf en het lijkt me krap worden.
Mijn telefoon gaat.
‘Het gaat niet lukken mevrouw, ze staan in de file. Er was een ongeluk gebeurd.’
‘Aha. Kan gebeuren. En nu?’
‘Maken we een nieuwe afspraak.’
Dat doen we. Voor de eerstvolgende vrijdag.
Ik werk bij een klantgerichte organisatie en het valt me op dat hij geen excuses maakt, hoewel ik toch de hele ochtend heb zitten wachten. Of daar begrip voor toont. Ook al kan hij er zelf natuurlijk niets aan doen.
Als ik op kantoor kom en het verhaal van de uitgestelde afspraak vertel is de reactie van de eerste collega: ‘nou jij blijft rustig, ik was boos geworden’. De andere collega zegt: ‘ik zou er direct wat van gezegd hebben’.
Ze geven me het gevoel alsof ik over me heen laat lopen. Assertief moet je zijn. En voor jezelf opkomen. Wat is er eigenlijk mis met begrip en beleefdheid? Sinds wanneer zijn dat verderfelijke manieren om op tegenslag te reageren? Volgende week zal ik de zonnepanelenfirma als feedback een punt van verbetering aandragen.
Die avond zit ik in het theater. Het stuk gaat over een stadsastronaut. De theatermaakster gaat op bezoek bij de Europese tegenhanger van de NASA.
Ze spreekt er met de directeur en hij vraagt haar: ‘wat is de belangrijkste eigenschap voor een astronaut?’
Ze zegt: ‘ik weet het niet’ en hij antwoordt ‘vriendelijkheid. Als je maandenlang met elkaar in zo’n kleine ruimte verblijft is dat een heel belangrijke eigenschap.’
Dat lijkt me heel logisch.
En niet alleen ver weg in de ruimte.
Vanbinnen
‘Ga op een stoel zitten en blijf zitten totdat je van binnenuit de impuls krijgt om in beweging te komen.’ Dat is de opdracht. Dus niet omdat je de druk voelt van tijd, niet omdat die stoel niet zacht genoeg is, alleen omdat het jouw wil is.
Ik zit prima. Dit geeft me mooi de tijd om even na te denken over dat probleem in een verhaal dat ik aan het schrijven ben, de vraag hoe ik het beste een bepaald resultaat met mijn team kan verbeteren kronkelt zich er moeiteloos doorheen.
Binnen de kortste keren is het een leuke warboel van gedachten in mijn hoofd. Opstaan ben ik helemaal vergeten. Mijn ogen zijn gesloten en ik ga van de ene kant van mijn hoofd naar de andere, schiet zonder enige logica van de verjaardag van mijn vriendin naar het eten van die avond naar de vraag wat er in de die ene seconde voor de oerknal gebeurde. Om me heen hoor ik gerommel van cursisten die opstaan en weg gaan. Bij mij gebeurt er nog niets op dat vlak. Ik gluur even door mijn oogharen en zie nog twee mensen zitten. De rest is naar het terras vertrokken voor een vroege pauze. Als ook de laatste twee vertrokken zijn voel ik nog meer rust binnen stromen en neemt de impuls om op te staan eerder af dan toe.
Ik hoor hoe de deur zachtjes geopend wordt en er iemand naar me toeloopt. Als de cursusleidster vlakbij is fluistert ze: ‘En?’
‘Hij is er nog niet’ fluister ik terug.
‘Wie?’ vraagt ze.
‘Nou, de impuls.’
‘Aha’ zegt ze, iets harder nu. Ik hou mijn ogen gesloten.
‘Blijkbaar komt er weinig vanuit jouzelf.’ zegt ze, op normaal volume.
Ik open mijn ogen en kijk haar aan. ‘Dat is maar hoe je het bekijkt’ zeg ik en loop weg om op het zonovergoten terras een koel glas wijn te gaan drinken.
Samen plassen
Heel wat zaken in ons leven zijn omgeven door schaamte: als we onderaan een lijstje staan, als er iets uit onze mond floept dat we beter niet hadden kunnen zeggen of wat we niet mochten zeggen, als er lucht uit ons ontsnapt, als we iets niet begrijpen dat kennelijk alle anderen als vanzelf weten. Dat vervelende gevoel dat ons dan overvalt proberen we uit alle macht te camoufleren.
In Japan spoelen ze eerst de wc door of er is een knop met dat doorspoelgeluid of een muziekje omdat ze zich anders schamen voor het geluid van plassen dat anderen kunnen horen, wellicht zelfs door de wc-deur heen. Schaamte heeft vaak met afwijking te maken, van je eigen normen of van die van anderen, maar plassen doen we allemaal dus daarbij zou het eigenlijk niet hoeven.
Onlangs hadden wij een werkbijeenkomst op een externe locatie. In de pauze gingen we met drie collega’s tegelijk naar de wc. Het waren wc-hokjes die open zijn van de boven- en onderkant. Dan kun je je muisstil houden en net doen of dat geluid, dat je nu eenmaal maakt als je plast, er niet is of je maakt gebruik van de situatie en kletst gezellig door. Wij kozen voor het laatste, door de plasgeluiden heen. Dat maakte het wc-bezoek een stuk leuker. En het praten camoufleerde tegelijkertijd het geluid van het plassen een beetje. Wij hebben daar geen geavanceerde wc of een muziekje voor nodig. Het was een kleine overwinning op schaamte en teambuilding avant la lettre.
Mogen
Oké, dus ik mag geen alcohol meer, want degenererende hersencellen.
Niet onder de zonnebank, want huidkanker.
Niet meer vliegen, slecht voor het klimaat.
Geen suiker, daar krijg je diabetes van.
Goed opletten met kleding kopen want anders is het misschien door kinderhanden gemaakt.
Geen auto op diesel want dat is slecht voor de luchtkwaliteit.
Niet te hard rijden, dat geeft te veel fijnstof.
Geen vlees van de barbecue want je krijgt kanker van verbrand vlees.
Sowieso geen vlees want dat is een van de grootste belastingen van ons klimaat.
Niet teveel vet want kans op obesitas.
Niet de hele dag op je plek blijven, zitten is het nieuwe roken.
Roken mag natuurlijk helemaal niet, dat spreekt vanzelf.
Geen fastfood en kant-en-klaarmaaltijden want ongezond.
Niet te lang douchen, ook al is dat nog zo lekker op een koude winterdag, al dat schone water loopt gewoon het afvoerputje in.
Op diezelfde niet al te warme dag de verwarming niet hoger zetten dan 18 graden; beter voor het milieu, je portemonnee en je schijnt er ook nog bepaalde vetten mee te verbranden.
Niet naar Michael Jackson luisteren want die is tegenwoordig dubieus.
O, en ook zeker niet de hele dag op je telefoon kijken, dat is verslaafd en asociaal.
Zucht. Ik ga maar even in de zon zitten, ingesmeerd met factor 50, dat mag volgens mij nog wel.
Online en offline
De keukenvloer zit vol krassen van de stoelpoten en de zittingen zo vol vlekken dat ik besluit dat het tijd is voor nieuwe stoelen in de keuken. Als mijn zoon dat verneemt zegt hij: ‘als ze maar zacht zitten’. Wanneer ik deur uitloop roept hij me nog na: ‘en leuningen hebben’. Eerst heb ik me online georiënteerd, zoals de moderne mens dat tegenwoordig doet, en rij dan naar de meubelboulevard.
De stoelen die ik online uitgezocht heb zien er in het echt toch wat minder goed uit. Zoals wel meer tegenvalt in het echt.
Zal ik ze dan toch maar kopen? En is tweedehands eigenlijk niet beter? Wat duurzaamheid betreft? Tsja maar die moeten waarschijnlijk dan geschuurd en geschilderd worden. En is dat dan eigenlijk wel goed, dan heb ik ook terpentine nodig om de kwasten schoon te maken. Nog afgezien van dat ik daar helemaal geen zin in heb. Nog minder dan stoelen kopen. Ik bekijk nogmaals de stoelen die het minst tegenvallen maar nog steeds ver af zitten van het plaatje in mijn hoofd. Ze zitten best lekker. Ze zijn donkergrijs. Ze hebben grappige poten. Geen wieltjes. Wel een leuning. Vink, vink. Check, check. Ik weet het nog steeds niet.
Om mezelf af te leiden loop ik even naar de kussenafdeling. Oh, wat een mooie groene kussen hebben ze! Die ene lijkt wel brokaat en die andere is zo fris, dat het wel verpakte lente lijkt. Erna loop ik weer weifelend tussen de te donkere en niet aan mijn verwachtingen voldoende stoelen. Een instant daling van mijn humeur is het gevolg.
Uiteindelijk koop ik voor 150 euro aan kussens, gooi die op de bank in de kamer en besluit dat ik voorlopig geen nieuwe stoelen in mijn keuken nodig heb. Dat geeft even rust.
Schommelen
Vroeger, toen ik pas negen was en dacht dat er een wereld achter de wolken bestond, schommelde ik vaak. Mijn vader had een frame voor een schommel laten lassen van buizen uit een kas, daardoor was deze schommel heel hoog en kon je er heel hard mee schommelen. Dat deed ik dan ook. In mijn zaterdagse kleren, dat waren de fijnste want die mocht ik zelf uitzoeken. Soms was het grijs weer, dan schommelde ik de wolken open. Ik strekte mijn benen zo ver naar voren als ik kon en wanneer ik dan op het hoogste punt was gekomen trok ik ze met kracht in en kromde mijn knieën sterk naar achteren om de lucht achter mijn benen mee te nemen om zodoende de keer daarop nog hoger uit te komen.
En soms lukte dat. Dan zag ik ineens een strook blauw tussen het grijs en opende zich een andere wereld. Door de wolken mocht ik daar een stuk van zien, van een wereld die mooier en beter was dan deze. Dan leek het of ik helemaal loskwam van mijn schommel en zweefde. In die andere wereld was het geweldig, daar verlangde ik naar, om daar te zijn, om die te ervaren. Daar zouden mijn dromen uitkomen. Een hemels gevoel.
Vandaag fiets ik door mijn stad en de lucht is een aaneengesloten grijs wolkendek. Schommelen doe ik nog maar zelden.
‘A goal is a dream with a deadline’ lees ik ergens op een muur. De zin blijft me de hele weg begeleiden in mijn hoofd. Er klopt iets niet aan.
Dromen zijn toch oneindig? Maar blijkbaar is die gedachte achterhaald en is dat iets van vroeger, toen ik nog wolken open kon schommelen.
Linken
Leuk ziet dat eruit, al die attente felicitaties op LinkedIn. Te pas en te onpas, niet alleen bij verjaardagen of jubilea waar ze op hun plaats zijn, maar ook bij behaalde diploma’s, nieuwe banen en artikelen staat er een felicitatie van iemand onder. Van sommige mensen zelfs heel vaak, die vinden alles een felicitatie waard valt me op. Al weet ik inmiddels dat het een voorgeprogrammeerde knop is. Daar hou ik niet zo van, van voorgeprogrammeerd. Ergens wil ik mijn eigen draai aan iets kunnen geven op een moment dat ik kies. Voor mij is er een verschil op LinkedIn tussen delen voor een ander en delen voor jezelf. Ik hou niet van al dat ‘kijk mij nou eens lekker bezig zijn’. Soms worden er interessante filmpjes gedeeld, iets met amusements- en informatiewaarde, die ook leuk voor een ander zijn. Die kijk ik graag. Dat iemand een diploma gehaald heeft is vooral leuk voor diegene zelf.
Omdat ik last heb van mijn linkerschouder houd ik mij telefoon met rechts vast en scrol met links door LinkedIn. Hierdoor klik ik per ongeluk een duimpje aan. Ik schrik van deze ongewone actie van mij en kijk snel waar het bij is. Het gaat gelukkig om een kunstenaar die een nieuw werk laat zien.
Het boeiendste van LinkedIn vind ik nog wel dat inzichtelijk wordt wie wie kent. Ik klik altijd ‘gemeenschappelijke connecties’ open en verbaas me over de verbindingen die er kennelijk bestaan tussen mensen die ik ken. Ongewone maar boeiende relaties. Het liefst zou ik daar een knopje voor hebben; een vraagteken met daaronder ‘waarvan’. Dat daarin direct een uitleg staat van het ontstaan of de achtergrond van zo’n verbinding. Dat zou linken voor mij pas echt interessant maken. Wanneer ik een week later weer eens mijn LinkedIn kijk, zie ik dat de kunstenaar van het duimpje mij uitnodigt voor zijn expositie. Die denkt er weer een fan bij te hebben.
Het voorval zorgt ervoor dat ik al die duimpjes op een andere manier bekijk, misschien zijn er meer mensen met een zere schouder.
Terugkeer
Na een heerlijke zonvakantie steek ik mijn sleutel in het voordeurslot. Ik til mijn koffer over de drempel en voor mij, aan het einde van de gang, gaat de deur naar de woonkamer open. Mijn zoon steekt zijn verbaasde hoofd om de deur, ‘ben je nu al terug mam?’
‘Eh ja, dat had ik toch op die post it geschreven die boven je bureau hangt.’
Hij mompelt iets van ‘niet op gelet’ en komt de gang inlopen, de kamerdeur zorgvuldig achter hem sluitend, iets wat hij anders zelden doet.
‘Had je er niet op gerekend dat ik al terug zou zijn?’
‘Nou eh’, de aarzeling en zijn blik zeggen me genoeg.
Ineens verandert zijn houding, komt hij op me toe gelopen en galmt ‘zeg mam zal ik je koffer naar boven dragen? Dan kun je vast lekker uit gaan pakken.’
‘Goed idee jongen.’ Ik knipoog naar hem en loop achter hem aan terwijl hij de koffer de trap op zeult.
Eenmaal boven zet hij de koffer op mijn slaapkamer en keert direct om.
Terwijl ik schone en vieze kleding sorteer in stapels hoor ik even later gerommel in de kamer en de stofzuiger.
Soms komen gebeurtenissen onverwacht of eerder in je leven dan je gedacht had. Meestal zijn die met het opzuigen van de stof die opgewaaid is en wat vlekken wegpoetsen best te hanteren.
Fouten maken
Sinds enige tijd heb ik een nieuw wachtwoord. Van minimaal veertien tekens. Eerst had ik er eentje van acht, daar kon ik al veel fouten in maken maar die mogelijkheid is nu dus bijna verdubbeld.
Fouten maken is een typisch iets, iedereen zegt tegen elkaar dat het mag en dat je ervan kunt leren maar niemand wil ze zelf maken. Zijn fouten meer mogelijkheden of mislukkingen? Dat ligt aan de blik van degene die ze beoordeelt, vaak worden ze toch als het laatste van die twee gevoeld.
Met de mogelijkheid om meer fouten te maken nemen ook je kansen om andere mogelijkheden te ontdekken toe. Waarom hebben we er dan zo’n moeite mee? Waarschijnlijk valt het niet mee om jarenlange ervaring als kind achter je te laten, toen je alsmaar op je fouten gewezen werd, die met rood gemarkeerd in je schrift stonden. Het is wellicht wat veel gevraagd om als je groot bent dan te denken, ach dat maakt niet uit, ik ben nu nieuwe mogelijkheden aan het ontdekken.
Fouten zijn het bewijs dat je het probeert. Daar leer je van.
Dat geldt overigens niet voor het intypen van mijn wachtwoord. Dat is gewoon goed of niet. Op een slechte dag moet ik het wel vier keer achter elkaar intypen voordat het klopt en mijn computer ontgrendeld wordt.
Gelukkig ziet niemand dat.
2018
Terugkerende melding
Als de mailboxen op mijn werk gemigreerd zijn krijg ik steeds als ik mijn computer opstart dezelfde melding, of ik toe wil staan dat deze website serverinstellingen configureert? Ik klik en vink braaf aan. En de volgende dag weer. En de volgende dag weer. Totdat ik het zat ben. Ik maak een printscreen en stuur die naar support office. Op mijn voicemail staat later die dag een vriendelijke jongensstem die aangeeft dat ik gewoon op toestaan mag klikken hoor. Dat weet ik ook wel en heb ik dus al gedaan en het bewijs gemaild. Ik zucht eens over zoveel gedoe en laat het er maar even bij zitten. Enkele dagen later krijg ik een bericht dat de melding is afgehandeld:
‘voicemail ingesprovoicemail ingesproken dat ze de melding mag toestaan. kan dat ze de melding mag toestaan.’
Ik stuur terug: Natuurlijk weet ik dat ik de melding mag toestaan. Zoals je in mijn screenshot ziet heb ik ook aangevinkt dat dit niet opnieuw gevraagd moet worden voor deze website… Toch gebeurt dat elke keer weer. Ik wil graag weten hoe ik die melding weg kan krijgen.
Ik hoor niets terug.
In de afmelding van de melding word ik ook uitgenodigd om te laten weten hoe tevreden ik ben over de verleende service en oplossing.
Ik geef een drie met de toelichting dat ik niets meer gehoord heb en dat er niets opgelost is (ik krijg nog elke dag dezelfde melding).
Ook hier hoor ik niets meer op.
Nu nog bedenken hoe ik van die stomme melding afkom die er elke dag op mijn bureaublad verschijnt. Ik ga mijn zoon maar eens vragen.
Hoezo ben ik niet actief
Ik ben lekker bezig met de opdracht voor mijn opleiding wanneer ik ineens de melding krijg; Your session has timed out due to inactivity.
Hoezo?
Ik zit net zo lekker te typen! Ik toets mijn username in, mijn wachtwoord van 14 tekens en mijn passcode via safenet. Safety first.
Omdat ik door mijn irritatie niet zo helder ben maak ik ergens in die drie een fout en krijg ik een rood kruis.
Met alle macht probeer ik rustig te blijven en toets zo geduldig mogelijk opnieuw alle gevraagde woorden en cijfers in. Blijkbaar maak ik weer ergens een fout want ik krijg weer geen toegang.
Het irritatieniveau stijgt tot grote hoogte.
Rustig nu. Mindful zijn. In het moment blijven. Ook al is het een rotmoment.
Met uiterste precisie typ ik vinger voor vinger heel langzaam alles nog een keer in. Gelukkig. De computer vindt het goed dat ik weer verder kan met mijn werk.
Zo’n tien minuten later lukt het me niet meer om letters in te typen en de cursor lijkt wel bevroren. Even weet ik niet zo goed wat er aan de hand is en dan ineens bedenk ik me dat de verbinding wel weg gevallen zal zijn. En inderdaad, in de rechterbovenhoek staat een wit icoontje op een zwarte achtergrond dat het volgend vermeldt; connection interrupted, continue in 3.41 minutes.
Hoezo bepaalt dat ding wanneer ik kan werken? Het is niet dat ik een hekel heb aan een computer, dat ding heeft werkelijk z’n nut, ik ben alleen niet onnodig enthousiast over het bestaan ervan. Dat wat mij kwaad maakt heeft namelijk controle over mij. En ik heb dat liever andersom.
Diepe zucht dus. Dan maar een korte pauze met een kopje thee om even te ontladen.
Kan de computer ook even bijkomen van mij.
Uitgerekt
‘Zo, dus dat doet jouw assistent ook?’
‘Eh ja.’
‘En de sheets voor de maandstart?’
‘Die maakt ze ook.’
Ik hoor de gedachte in het andere hoofd van mijn collega; maar wat doe jij dan als manager? En in plaats van te denken dat ik het goed geregeld heb, krijg ik een gevoel alsof ik vals speel.
‘Maar ik doe ook projecten en zo.’
‘Die doen we toch allemaal?’
Mijn elastiek rekt een beetje uit.
‘Weet jij dat collega X heel wat op haar bordje heeft liggen thuis?’
‘Nee, dat weet ik niet.’
‘En Y dan, die had vorige week een zelfmoord in zijn familie en is nu alweer aan het werk, wist je dat ook niet?’ De blik erbij geeft aan dat er verwachtingen liggen dat je zoiets toch als collega behóórt te weten.
Ik voel dat er weer aan mijn elastiek getrokken wordt.
Mijn ene vriendin moet een kaakoperatie, van de andere is de partner in haar maatschap overleden, bij weer een andere gaat het niet goed met haar moeder en bij een andere vriendin is het de vader die achteruit gaat.
Ik app me suf. Dat moet ik toch allemaal weten en bijhouden. Het hangt als een gewicht aan mijn elastiek.
Mijn moeder belt. ‘Hoe is het met je? Al even niets meer gehoord? Heb je het druk?’
‘Ja mam. Druk.’
Weer wordt er getrokken. Maar het elastiek is op. Er valt even niks meer uit te rekken.
Mijn zoon heeft iets in de gaten. Zegt er niks over maar informeert belangstellend hoe het met me gaat? En op het werk? Ik zeg dat ik overal achteraan loop en tekort schiet.
‘Welnee’, zegt hij, ‘dat denk jij maar. En als moeder doe je het goed.’
Ik omhels hem.
Nu ik van één iemand een stuk elastiek terug krijg kan ik er weer tegen.